Verschenen in het tijdschrift Franciscaans leven, titel: “De Moeder als Leider” [april 2019]
Gesprek met God
In het najaar van 2017 was ik te gast in het klooster van de zusters Clarissen te Megen.
Ik had een boek bij me van Neal Donald Walsch met de sprekende titel ‘Vriendschap met God’. Ik had al redelijk wat van Neal Donald Walsch gelezen en ik vond het tegen wil en dank fascinerende boeken die veel voor me betekend hebben. Toen ik in de inleiding van dit boek begon, hoorde ik een innerlijke stem die zei: ‘Ga je nu alweer het gesprek van iemand anders met God lezen, hoe lang heb jij niet al zelf vriendschap met God!’. Dat was het moment waarop ik de dialoog begon die ‘Gesprek met de Kosmische Moeder’ heet.
Kloosterzuster
Eerst iets over mijn achtergrond.
Ik ben negen jaar zuster geweest in hetzelfde klooster als waar ik te gast was.
Ik kwam hier vanuit een niet- Christelijke achtergrond, maar had vanaf mijn adolescentie een sterke hang naar het spirituele. Mijn eerste spirituele boek was het dagboek van Etty Hillesum in wier vragen en tasten naar antwoorden ik mij sterk herkende. Ook herkende ik mij toen al in haar uitspraak: ‘Het liefst zou ik me terugtrekken in de stilte van een klooster, maar dat is toch niet meer van deze tijd’. Ja, verzuchtte ik bij mezelf. Wat zou dat heerlijk zijn, me helemaal terug te trekken en alleen maar te leven voor het Grote Mysterie. Maar ja, dat kon nu eenmaal niet. Dat bestond toch niet meer, en bovendien zag men mij al aankomen. Ik was immers een ‘normale’ vrouw. Ik woonde samen, had Pabo gestudeerd, had vrienden en een baan en wilde kinderen.
Toen ik zesentwintig was kwam ik erachter dat het wel kon.Ik ontdekte het klooster van de Clarissen in Megen en, nadat ik door mijn verbijstering dat zoiets in deze tijd nog bestond was heengegaan, voelde ik dat ik hier leven wilde.
Ik verliet mijn vriend en trad in. Na een sabbathstijd waarin ik eerst nog gedoopt zou worden.
De beoefening van de overgave van het hart
Jaren later hoorde ik dat er in de yoga drie spirituele levensvormen onderscheiden worden. Te weten de Jnana- yoga: de beoefening van het wijsheidsdenken om tot bevrijding te komen, de Karma- yoga: de beoefening van het goed doen om tot bevrijding te komen en tenslotte de Bakhti- yoga die de beoefening van de overgave van het hart is. Ik herkende mij in de laatste weg, de weg van de overgave van het hart oftewel de weg van de devotie. Ik heb negen prachtige jaren gehad in het klooster waarin ik stapelverliefd was op Jezus en mij volledig aan hem overgaf. Ik herkende me in mystici als de Kleine Theresia van Lisieux en Elisabeth van Dijon. Ik wilde sterven van liefde. Ik ontving zo’n oceaan van liefde van God, dat het enige juiste antwoord leek mijn leven te geven.
In die tijd leerde ik ook van mijzelf te houden. Want als God mij overspoelt met zo’n grote en tedere liefde, hoe kon ik dan niet naar mijzelf gaan kijken met de ogen van God. ‘Als een kind bij zijn moeder geborgen, als dat kind zo voel ik mijn ziel’, zongen we in psalm 131, en ik heb me hier altijd zeer in herkend. Ik nestelde mij in de Goddelijke armen en ervaarde daar een diep en ongekend welbehagen.
God de Vader en God de Moeder
In die tijd had ik wel vragen bij het uitgesproken mannelijke beeld van God. Maar de antwoorden die ik kreeg heb ik gemakkelijk aanvaard. Op de vraag hoe God mannelijk kon zijn kreeg ik als antwoord: ‘Natuurlijk is God geen man, maar we zijn beperkt door de taal, dus zeggen we Hij. Natuurlijk gaat hij aan man en vrouw voorbij. Bovendien moet je niet vergeten dat de tijd waarin Jezus leefde een extreem patriarchale tijd was. En dus moest Jezus God wel Vader noemen’.
Ik kon er toen nog wel mee leven. Bovendien ontdekte ik Maria, de moeder van God. Zij werd mijn tweede liefde, naast Jezus. Ik was ontzettend blij dat ik haar ontdekte. Voor mij was zij de icoon waar ik mij in spiegelen kon. Ook zij wilde zich volledig overgeven aan God. Zonder voorwaarden. Zij droeg Jezus in zich, net als ik op een bepaalde manier. Maria en ik, wij waren één. Ik koesterde een grote devotie voor haar!
Toch was Maria ook toen voor mij al meer dan alleen maar de nederige dienstmaagd des Heren. Zij was voor mij, zonder dat ik dat zo durfde te benoemen, de Godin zelf. De Vrouwelijke kant van God. De donkere kant van de maan die er wel is, maar die nooit benoemd wordt.
Ik zag haar toen ook al in de natuur. De vruchtbare aarde die het zaad ontvangt en die haar kinderen koestert in haar buik totdat ze hun kopjes boven de grond steken en naar de hemel gaan reiken. Liefdevol voedt zij ze, samen met het licht van de zon en het hemelwater. Wat een schitterende uitwisseling! Wat een magnifiek wonder!
Ik deelde mijn intuïtie met mijn novicemeesteres in die tijd. ‘Het lijkt alsof God de Vader voor het kosmische deel van God staat en God de moeder voor het aardse deel. Samen gaan ze een dans aan, een huwelijk, en zijn ze vruchtbaar’. Ik vond dit een heel logische gevolgtrekking waarin recht werd gedaan aan het verstoten vrouwelijke principe. Maar ik werd er fijntjes op gewezen dat ik op een dwaalweg zat. God was één en ik maakte er zo een veelgodendom van.
Ik liet het idee los in de veronderstelling dat ik inderdaad wel aan het dwalen zou zijn.
Maar al had ik het uit mijn hoofd verbannen, in mijn gevoel bleef het voortleven.
Zo had ik een icoon van een zwarte madonna op mijn kloostercel. Het deed me ontzettend veel om haar in de ogen te kijken. Juist door haar zwartheid was het alsof zij het universum zelf was, en het leek wel alsof ik door in haar ogen te kijken zelf ook deel werd van dat universum. Het leek alsof het mediteren op deze icoon mij op het spoor van een heel groot mysterie bracht. Het mysterie van de eenheid tussen God en mens.
Het was alsof de icoon me toefluisterde: ‘Wij weten het geheim, jij en ik. Maar het mag niet hardop gezegd worden omdat het niet in de theologie past. Maar je hart, dat weet. God is Vader en Moeder. En God is de Schepping die uit de vereniging tussen mannelijk en vrouwelijk voortkomt. En jij mijn kind. Jij bent het allemaal. Je bent de Vader. Je bent de Moeder. Je bent het Kind. Je bent de schepping. Je bent het universum. Je bent het Al.’
Dit was wat ik aanvoelde met mijn hart in die tijd, maar ik durfde het niet toe te laten met mijn hoofd. Ik wilde geen afvallige zijn. Een zuster gelooft de dogma’s.
Gesprek met de kosmische moeder
Tja de dogma’s. Is het niet zo dat slechts het hart weet? En is het niet zo dat de Christelijke Mystici van alle tijden spraken over de Eenheid met God? En als we spreken van die Eenheid met God is het dan niet vreemd dat het Goddelijk Mysterie louter mannelijk en vaderlijk zou zijn? Hoe kan het zijn dat een vrouwelijke heilige woning en zetel wordt voor de Vader? Is het in een vrouw niet meer het Goddelijk Moederlijke Mysterie dat doorstraalt? Iedereen zal dit beamen, maar waarom wordt het dan niet zo benoemd? Waarom wordt het als heiligschennis en afgoderij beschouwt als je God Moeder noemt in plaats van Vader?
Een paar honderd jaar geleden zou ik als heks op de brandstapel komen als bekend werd dat ik God als Moeder durf aan te spreken. Toch is dit wat ik nu doe.
Die dag in het klooster dat ik mij teruggetrokken had voor een korte persoonlijke retraite, voelde ik mij aangezet om mijn eigen gesprek met God te gaan voeren en haar aan te spreken als moeder. En het bleek voor mij een gouden zet. Door dit gesprek op deze wijze te adresseren kon ik in mijzelf het koppige beeld van God als vader transformeren. Ik sprak God aan als de liefhebbende, vruchtbare, zachte, voedende Wijsheid. Oftewel Vrouwe Wijsheid. En het heelde iets in mij. Letterlijk. In plaats van mij in een universum te wanen waarop op mij neer gekeken werd door een liefhebbende doch strenge vader, vond ik mijzelf langzaam in een groter en heler universum terug.
Het was niet zo dat ik de Goddelijke Vader buiten de deur zette en verving door de Goddelijke Moeder. Nee, ik haalde haar erbij om het Godsbeeld weer heel te maken. En ik focuste me op haar omdat dit hoog tijd werd. Ik had werkelijk een intens gesprek nodig met haar om mijn gedachten te transformeren en niet automatisch aan een vader te denken als ik tot God bad.
En het vormde niet alleen mijn gedachten om, maar ook mijzelf.
Ik ging weer voelen hoe goed het was dat ik een vrouw was.
Ik ging weer voelen hoe zacht mijn eigen Wijsheid is. Hoe onvoorwaardelijk mijn moederlijke Liefde. Hoe mild en teder mijn Kracht. Ik ging weer voelen hoe waardig het is dat ik een vrouw ben. Is het niet zo dat een vrouw haar Moeder nodig heeft om zichzelf te spiegelen zoals een man een Vader! Een vrouw die zich slechts mag spiegelen aan het beeld van Maria de dienstmaagd, krijgt onbewust de boodschap mee dat zij ‘slechts’ de dienstmaagd mag zijn! Maar om wie het werkelijk gaat is Jezus, vertegenwoordigd door de mannelijke priester, en de hemelse Vader. Hoe je het ook wendt of keert, de vrouw blijft zo het gevoel houden dat ze op de tweede plaats staat en dat slechts nederigheid haar past.
Het is waar dat gezegd wordt dat de Heilige Geest vrouwelijk is. Maar in de hymnen die wij zongen werd ook de Heilige Geest als mannelijk aangesproken.
De realisatie dat wij God zijn
Het hele gesprek is een weg tot zelfrealisatie geworden.
Het is verre van een heftige feministische polemiek, maar een voorzichtig zoeken naar mijn eigen Goddelijke Vrouwelijkheid. De Vader is net zo goed en gelijkwaardig aanwezig, maar ik voer het gesprek met haar, mijn Moeder. Het is ook een zoeken geworden naar: hoe kan dit, dat ik, een klein schepsel, een gesprek voer met het Goddelijke Mysterie zelf? Wie denk ik wel niet dat ik ben? Haal ik mij niet van alles in mijn hoofd? Totdat ik langzaam in dialoog tot het besef kom dat ik het zelf ben. We zijn het allemaal zelf. Zoals ik in het klooster al door de ogen van de zwarte Madonna inging in het Mysterie zelf, zo is ook in mij die ingang.
Als ik diep in mijzelf ga, door het midden van mijn hart en ziel, dan kom ik tot het besef dat ik veel groter ben dan dit kleine lichaam met haar kleine verhaal. Dan kom ik tot het besef dat ikzelf God ben, dat wij allemaal God zelf zijn. De schepping is een uitdrukking van God.
De belemmering van taal
En dat past vervolgens weer in de christelijke theologie.
Eigenlijk is er niks godslasterlijk aan om God als Moeder aan te spreken.
Ik denk dat Jezus het prima zou vinden, zijn boodschap was immers vooral dat we God als ouder aan mochten spreken, zo intiem en vertrouwelijk. Zijn boodschap is nooit geweest dat God mannelijk is.
Het is slechts een kwestie van het bijstellen van de taal die sowieso altijd slechts een gebrekkige verwijzing is geweest naar het Mysterie.
Ik hoop met mijn intuïtie van het vrouwelijk Goddelijk Mysterie een bijdrage te leveren aan het weer in balans brengen van ons wezen dat zowel mannelijk als vrouwelijk maar bovenal Goddelijk is en dientengevolge van de wereld die in onbalans is.
Het boek ‘Gesprek met de Kosmische Moeder’ zal in de loop van 2019 uitkomen.
Het is een vervolg op ‘Leven met de Beminde’ dat in 2011 in de eerste druk verscheen en dat gaat over mijn ervaring in het klooster.
Literatuurlijst:
- Neal Donald Walsch, Vriendschap met God. Kosmos uitgevers, 1e druk maart 2008.
- Etty Hillesum, de nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943. Uitgeverij Balans, vijfde druk, 2008
- Theresia van Lisieux, Ik geloofde in God’s liefde, mijn leven. Carmelitana Gent
- Elisabeth van Dijon, geschriften. Carmelitana 1979
- The Mother of the Lord, Margaret Barker, vol. 1 the lady in the temple. Bloomsbury 2012
- Leven met de Beminde. Eerste druk, Ten Have 2011. Tweede druk Ten Have 2012